Johannes Paulus Klerks

Geboren: 3 augustus 1859, ’s Hertogenbosch

Vader: Paulus Joannes Klerks
Geboren: 27 december 1828, ’s Hertogenbosch
Overleden: 2 april 1917, ‘s  Hertogenbosch

Overleden: 11 mei 1938, Rotterdam

Moeder: Francisca Josephina Mulder
Geboren: 22 februari 1826, ’s Hertogenbosch
Overleden: 13 december 1909, ’s Hertogenbosch

Getrouwd op: 17 september 1884 te Rotterdam met:

Gerhardina Baalen
Geboren: 12 november 1854, Rotterdam
Overleden: 17 maart 1932, Rotterdam
 

Dit verhaal gaat over mijn overgrootvader. Net zoals zijn vader was hij van beroep banketbakker. Hij heeft zijn hele leven gewerkt als banketbakker bij de firma C. Jamin te Rotterdam. De fabrieken stonden op het Rode Zand en de Crooswijksekade in Rotterdam. Voor zijn werkzaamheden kreeg hij op zijn 70ste een Koninklijke Onderscheiding. “Betrokkene is bij Koninklijk Besluit van 28 augustus 1929, nr. 21 onderscheiden met de Eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje Nassau in brons. De reden van de decoratie (kwaliteit) was in de hoedanigheid van banketbakker bij de firma C. Jamin te Rotterdam.” Op 11 mei 1938 is Johannes Paulus Klerks op 78 jaar overleden. maar de oorzaak van zijn overlijden was een dramatisch ongeval. Ik ben hier bij mijn stamboomonderzoek achter gekomen. Het verhaal over de ramp die Rotterdam trof, heeft in diverse kranten in Nederland en Nederlands-Indië gestaan. Op 11 mei 1938 even na vier uur werd de binnenstad van Rotterdam opgeschrikt door een ontzettende ramp van een omvang, zoals in de Maasstad in jaren niet is gebeurd.

Deze straatnaam herinnert aan de Valkensteeg, die voor het bombardement in mei 1940 in deze buurt lag. De steeg wordt reeds in 1542 genoemd. In 1561 stond op de Hoogstraat, op de oosthoek van de steeg, het huis ‘de Gulden Valck’, dat zowel aan de steeg als aan de vroeger daar gelegen brug de naam gegeven zal hebben. De brug heet op het einde van de 16de eeuw ‘brug bij de Valk’, later Valkenbrug. Door de demping van het Groenendaal in 1911 is ze vervallen. Het genoemde huis diende als herberg en zal wel dateren uit de tijd, toen de valkenjacht nog bestond en de valk een veel gebruikt uithangteken was bij de herbergiers. De oude Valkensteeg liep van de Hoogstraat naar het Groenendaal tegenover de Oostmolenstraat. Bij besluit B&W 30 juni 1942 werd de naam ingetrokken.

In de Valkensteeg, een straat in het hart van de oude binnenstad, is een twintig meter lange en acht meter hoge blinde muur zonder direct aanwijsbare oorzaken ingestort, waardoor allen, die op dat moment in de straat passeerden, onder duizenden kilo’s steen werden bedolven. Na een kwartier had men reeds zeven slachtoffers onder de puinhopen vandaan gehaald, terwijl later op den avond, toen men het puin voor het grootste deel had weggegraven, nog een achtste slachtoffer werd gevonden. In totaal heeft dit vreselijke ongeluk aan acht mensen het leven gekost, terwijl twee personen zwaar en zes licht gewond werden. De vallende muur, die door een reusachtig reclamebord in zijn geheel werd gehouden, sloeg dwars over de straat en de top verpletterde in zijn val den voorgevel van het aan de overzijde gelegen café. De bezoekers van het café bleven als door een wonder gespaard. Van alle kanten schoten mensen te hulp. Binnen vijf minuten waren de hulpverleners ter plaatse. De politie zette direct enkele straten af

In koortsachtig tempo doorzochten de hulpverleners, geassisteerd door een groot aantal mariniers, de puinhopen en reeds spoedig was men er in geslaagd, het grootste deel der slachtoffers te bergen. De meeste doden waren onherkenbaar verminkt. Onder een enorme steenblok vond men in een totaal geplette kinderwagen met het ontzielde lichaampje van een 3 maanden oude baby. Vlak daarbij werd de moeder met geheel verbrijzelde benen aangetroffen. De vrouw was nog in leven maar overleed kort daarna.

Af en toe worden fietsen onder het puin vandaan gehaald. Ook het interieur van het café aan de overkant was verwoest. Nadat de slachtoffers geborgen zijn, is het belangrijk om de eerste étage van het pand te stutten. De situatie werd op een gegeven moment kritiek, dat de hulpverleners afstand moesten nemen. Diep onder den in druk slaan toeschouwers zwijgend het reddingswerk gade.

Uit de verhalen van andere ooggetuigen blijkt, dat een van voorbijgangers in allerijl zijn toevlucht zocht in het café, maar toen de drempel stond, werd hij door een reusachtig brok steen verpletterd. Het wordt zeven uur, acht uur. Nog steeds zoekt men in het puin naar slachtoffers. Als veiligheidsmaatregel heeft de politie inmiddels de omringende huizen laten ontruimen. Er werden acetyleen schijnwerpers geplaatst en in het lugubere schijnsel der vlammen gaat men door met het laden van puin. Talrijke zware vrachtauto’s rijden af en aan; ieder ogenblik vertrekken zij dreunend en knarsend, geheel volgeladen met steenbrokken, en langzamerhand mindert de chaos. Om even na acht uur doet men een vreselijke ontdekking. Uit een nauwe spleet tussen de resten van den zijgevel van het café en een enorm stuk van den omgevallen muur, ziet men het zwart van de mouw van een jas. Het slachtoffer, dat tussen deze twee muren bekneld geraakte, moet totaal verpletterd zijn, doch hoe gaarne men het ook zou willen, men kan den ongelukkige niet bevrijden, want eerst moeten de bovenverdiepingen van het café geheel gestut zijn.

Met man en macht worden zware balken aangedragen. Men heeft lange ladders tegen den gevel geplaatst en vandaar hijst men de balken omhoog. Eerst uren later kan men den ongelukkige bevrijden. Hij is zo zwaar verminkt, dat hij op slag gedood moet zijn. Na identificatie blijkt dat Johannes Paulus Klerks te zijn mijn overgrootvader. Het is verbazend dat de gemeente deze blinde muur liet staan. Zonder voor behoorlijke verankering te zorgen of zonder de muur afdoende te stutten. De ramp had dan ongetwijfeld vermeden kunnen worden en het is te begrijpen, dat de omwonenden, die jarenlang onwetend aan het grootste gevaar hebben blootgestaan, zeer verbitterd zijn over dit optreden van de gemeente. Hoe vreselijk het ongeluk ook was het geluk was dat het gebeurde op een tijdstip, waarop het in de Valkensteeg betrekkelijk rustig is. Was de muur een uur later omgevallen, dan zou de gevolgen ongetwijfeld nog veel rampzaliger zijn geweest, want dan is het in de straat zeer druk met voetgangers en wielrijders, die zich van hun werk door de nauwe straten van de binnenstad huiswaarts spoeden. Wanneer in de bioscopen in de Hoogstraat speciale kindervoorstellingen zijn, staan soms honderden kinderen in rijen langs de muur. Men moet er niet aan denken, wat er gebeurd zou zijn, wanneer de muur op zulk een ogenblik was omgevallen. In April 1916 deed de toenmalige Directeur der Gemeentewerken het voorstel om enkele panden, welke tevoren met het oog op een noodzakelijke verbreding van de Valkensteeg door de Gemeente waren aangekocht, voor afbraak te verkopen. Dit voorstel heeft destijds de instemming gevonden van B. en W. en van den Raad, waarbij echter werd bepaald, dat een strook ter breedte van uiterlijk 0.50 M., uitmakende het meest Westelijk gedeelte van den grond, waarop de af te breken panden aan de Valkensteeg stonden tot nader order het karakter van privaatrechtelijk bezit zou behouden. Dit laatste werd nodig geoordeeld om het verlenen van uitpad aan de eigenaren van de aangrenzende percelen te kunnen beheersen. Het toenmalig College achtte het voldoende, dat daartoe de meest Westelijke muren welke uitsluitend gemeentelijk eigendom waren, niet tot den begaande grond werden afgebroken. Hoewel dit op zichzelf een afdoende maatregel moet worden geoordeeld, had het beoogde doel ook op andere wijze voldoende kunnen worden bereikt. In de voorwaarden waarop de afbraak ondershands is aanbesteed, is in verband met de door B. en W. destijds gehuldigde opvatting de navolgende clausule opgenomen: „Het uitbreken der fundamenten moet geschieden tot de volle diepte, met uitzondering van die van de meest Westelijke muren van de opstallen genoemd in perceel I” (het betrokken pand); „de muren, op deze fundamenten rustende, zullen al dan niet worden afgebroken volgens aanwijzing, tijdens de afbraak te geven”. Op grond van deze clausule zijn de muren gehandhaafd, waaruit valt af te leiden, dat men het destijds technisch verantwoord heeft geacht deze over de volle hoogte te laten staan. 

Het valt te betreuren, dat dit is geschied, omdat het technisch niet verantwoord kan worden geacht om een muur van de afmetingen als de onderhavige vrij te laten staan.

Uit de wijze, waarop de muur na afbraak van de panden is gepleisterd en afgewerkt, is inden loop der jaren blijkbaar de indruk ontstaan, dat de muur één geheel uitmaakte met het belendende pand. Daaraan zal het moeten worden toegeschreven, dat men nimmer op de gedachte is gekomen het besluit van 1916 te herzien. Ook is waarschijnlijk door den verkeerden indruk, dien men van den muur kon krijgen, destijds geen bezwaar gemaakt tegen het verlenen van vergunning om er reclames tegen aan te brengen. Herhaalde malen hebben inden loop der tijden onderhandelingen plaats gevonden met de fa. Mikx omtrent een geheel of gedeeltelijk verlenen van een recht van uit pad naar de zijde van de Valkensteeg. Laatstelijk geschiedde dit in Januari 1936. Het recht van uit pad langs de gehele lengte van de steeg, benevens enkele M2 over te dragen Bouwgrond, werden destijds door de Gemeente gewaardeerd op totaal ƒ 4000, doch, omdat de fa. Mikx wilde volstaan met 3/27 dier lengte, is toen hiervoor een bedrag van ƒ 450 bedongen. De fa. Mikx heeft evenwel haar verbouwingsplannen afgezien, aangezien de kosten daarvan verre boven haar raming uitgingen. In December 1936, toen een aan de zijde van de Hoogstraat aanwezig reclamebord tijdelijk verwijderd was, heeft een dienstdoende agent van politie opgemerkt, dat aan den kop van den muur een z.g. snijding bloot kwam, hetgeen hij den Technische Dienst heeft gerapporteerd. Als gevolg daarvan heeft de Bouwpolitie dezelfde dag een onderzoek ingesteld, waarbij echter geenszins de indruk werd verkregen, dat toen gevaar te duchten was. Omdat de betreffende ambtenaar bij dit onderzoek tot de wetenschap kwam met een eigendom van de Gemeente te doen te hebben, derhalve met een object, dat niet onder controle van de Bouwpolitie staat, heeft hij aan de administratie van den Technische Dienst schriftelijk verzocht zijn bevindingen door te geven aan de z.g. Onderhoudsafdeling van dien Diens

Door een nu niet meer op te helderen oorzaak heeft die mededeling deze afdeling niet bereikt, terwijl haar eerst thans gebleken is, dat de muur eigendom was van Je Gemeente. Daaruit valt te verklaren, dat geen controle op den muur is uitgeoefend.

Bovendien zijn daarna geen uiterlijke aanwijzingen geconstateerd, welke tot een onderzoek of een ingrijpen noopten. Voorts kan worden medegedeeld, dat een bouwkundige, die in 1936 een voorlopig plan tot verbouwing van het pand van den heer Mikx heeft gemaakt, heeft verklaard, dat tijdens de opmeting door hem niet is geconstateerd, dat de nu ingestorte bouwmuur aan enige werking onderhevig was. Ook toen bleek het misleidend karakter van den muur, daar deze deskundige meen de, dat beide muren aan elkaar verankerd waren. B. en W. ontkende, dat de fa. Mikx meermalen zou hebben gewaarschuwd, dat hun inziens de muur gevaar opleverde. Van deze firma is integendeel geen enkele klacht ingekomen, hetgeen trouwens bij navraag is bevestigd. B. en W. kunnen ten slotte mededelen, dat tot dusverre, zowel ten aanzien van particuliere als van gemeentelijke gebouwen een in verband met de personeelsbezetting zo goed mogelijke controle wordt uitgeoefend. Toch achten zij, zich gedrongen, door de noodlottige gebeurtenis gewaarschuwd, een opzettelijk onderzoek te doen plaats hebben van alle daarvoor in aanmerking komende bouwwerken. Zij zullen niet schromen, indien nodig voor meerdere beveiliging, de daartoe strekkende maatregelen te nemen. Zij hebben inmiddels reeds besloten door enige personeelsuitbreiding de controle te versterken. Voorts hebben zij zich bereids met den rechtsgeleerden raadsman der Gemeente in verbinding gesteld, ten einde omtrent de aansprakelijkheid der Gemeente en de gevolgen daarvan te worden voorgelicht. Zij menen evenwel reeds aanstonds als hun oordeel kenbaar te moeten maken, dat het leed, hetwelk door het ongeval is veroorzaakt, van de zijde der Gemeente zoveel mogelijk zal dienen te worden verzacht. B. en W. menen voorshands met deze mededelingen te mogen volstaan.

Bron: Maasbode 12 mei 1938

Reacties zijn gesloten.